Geschiedenis - Predikanten
Vóór de hervorming was de kerk aan St. Odulphus gewijd. De hertogin van Gelre had in 1522 als haar biechtvader de pastoor van Barneveld. Dit kan geweest zijn Frerik van Holthuizen, een benedictijner monnik, een stokoud man, die genoemd werd 'de pater van Barneveld'. In 1546 wordt het overlijden vermeld van Arend Vonck. Hij werd in 1548 opgevolgd door Breunis Lubberts. In 1564 waren er de priesters Andries Jacobs en Jochem van Mhegen, in 1584 opgevolgd door Reynier van Wijnckop. Deze laatste pastoor, was de eerste predikant. Hij noemde zich toen Reinirus Wincopius, wat voornaam klonk. Het verlatijnsen van namen gebeurde in die tijd wel meer. De classis Harderwijk gelastte hem een hervormde gemeente te stichten, hij moest naar Nijkerk om daar het Avondmaal te leren bedienen.
Reeds in 1581 hadden voorstanders van de 'nieuwe leer' geprobeerd deze meer ingang te doen vinden en de zorg opgedragen aan J.J. Moij, eerst pastoor en daarna predikant in Bunschoten. Deze predikant moest vijf gemeenten bedienen. Het was dan ook niet te verwonderen dat zijn werk weinig vruchten opleverde. Om wat meer gang achter de zaak te zetten werd de toen bekende Arnhemse predikant Fontanus opgedragen de kerk te hervormen. In 1582 deed ds. Johannes a Nieken uit Doesburg tijdelijk dienst in Barneveld. Maar als eerste vaste predikant komt op de lijst van Gelderse predikanten voor: Anthonius Wedaeus. Twaalf jaar was hij hier werkzaam.
Lijst van predikanten van onze hervormde gemeente, met de intredetekst (indien bekend):
1 | J.J. Moij | 1581 - ? | - |
2 | Johannes a Nieken (tijdelijk) | 1582 - ? | Jes. 60: 2 |
3 | Reinier Wijncobius (zie onder) |
1592 - 1603 | |
4 | Anthonius Wedaeus | 1604 - 1616 | Gen. 1: 3 |
5 | Johannes Hattemius | 1616 - 1632 | |
6 | Godefridus Caroly Proper | 1634 - 1645 | |
7 | Georgius van Houten | 1645 - 1654 | |
8 | Hendrikus de Roy | 1654 - 1662 | |
9 | Theodorus van Rijssen | 1662 - 1672 | Neh. 1: 7 |
10 | Franciscus van Eijbergen | 1674 - 1696 | Gen. 1: 27 |
11 | Adam Persoon | 1697 - 1700 | Jes. 61: 5 |
12 | Hermanus Altius | 1701 - 1726 | Openb. 1: 4-6 |
13 | Arnoldus Coermans | 1727 - 1731 | Ps. 40: 9, 10 |
14 | Albertus Hansen | 1731 - 1741 | Jes. 52: 7 |
15 | Everardus S. Haverkamp | 1742 - 1744 | Spr. 8: 20, 21 |
16 | Lambertus Kolf | 1744 - 1746 | Zach. 8: 11 |
17 | Daniël Serrurier | 1746 - 1751 | 2 Kor. 4: 7 |
18 | Johannes J. Serrurier | 1751 - 1755 | Hand. 11: 23 |
19 | Petrus Brouwer | 1756 - 1762 | Luk. 4: 18, 19 |
20 | Jan J. A. de l'Orme | 1762 - 1763 | Hand. 23: 11 |
21 | Gabriël de Normandie | 1765 - 1766 | Ps. 40: 10, 11 |
22 | Ahasuerus van den Berg (zie onder) |
1766 - 1778 | 2 Kor. 5: 20 |
23 | Jacobus Mensinga (zie onder) |
1778 - 1796 | Luk. 12: 43 |
24 | Willem van Vloten (zie onder) |
1791 - 1808 | Ps. 67: 2 |
25 | Reijer Speelman | 1809 - 1814 | 1 Kr. 29: 18 |
26 | Johannes Pare | 1815 - 1828 | 1 Kor. 2: 2 |
27 | Johannes Broekman | 1818 - 1828 | 1 Kor. 3: 9 |
28 | Isaäc M. J. Hoog | 1828 - 1868 | Rom. 15: 29 |
29 | Jacobus van der Feltz | 1830 - 1832 | 2 Kor. 3: 7-13 |
30 | Christia(a)n W. Kersten | 1832 - 1854 | Kol. 3: 11 |
31 | Petrus A. van Toorenenbergen | 1855 - 1869 | Rom. 1: 16 |
32 | Abraham Couvée | 1869 - 1873 | 1 Tim. 1: 15 |
33 | Joachimus H. Geselschap | 1871 - 1875 | Rom. 1: 16 |
34 | Gaboare S. J. Kalma | 1875 - 1877 | Fil. 1: 1a |
35 | Jan A. P. Hille Ris Lambers | 1876 - 1897 | 1 Tim. 4: 1-5 |
36 | Gerrit J. de Hoest | 1879 - 1885 | 1 Kor. 1: 23a |
37 | Casimir J. Leenmans | 1885 - 1887 | Jes. 3: 10, 11 |
38 | Jan Doorenbos | 1888 - 1898 | Rom. 1: 16 |
39 | Dirk Boonstra | 1898 - 1901 | |
40 | Frans J. Los | 1899 - 1905 | Rom. 15: 29 |
41 | Pieter Kuijlman | 1902 - 1903 | Hebr. 13: 20, 21 (afscheid) |
42 | Lourens van Mastrigt | 1905 - 1915 | Hebr. 13: 20, 21 (afscheid) |
43 | Jan A. van Boven | 1906 - 1914 | Zach. 4: 6b |
44 | Pieter de Looze | 1915 - 1918 | Jer. 23: 6b |
45 | Gerard J. Koolhaas | 1916 - 1920 | |
46 | Bastiaan van de Wal | 1919 - 1924 | Jes. 11: 6b |
47 | Jan H. Th. Rappart | 1922 - 1928 | |
48 | Gerrit van Montfrans | 1926 - 1946 | |
49 | Baan Batelaan | 1929 - 1934 | |
50 | Johannes E. Klomp | 1936 - 1947 | Deut. 33: 27 (afscheid) |
51 | Jan J. Poot | 1946 - 1951 | 2 Kor. 4: 7 |
52 | Roel de Bruin | 1948 - 1960 | Hand. 16: 14b |
53 | Brugt Eijsenga | 1948 - 1963 | Deut. 32: 11, 12 |
54 | Willem Vroegindewey | 1953 - 1963 | Hebr. 10: 19, 20 |
55 | Paulus P. J. Monster | 1961 - 1969 | 2 Petr. 1: 10 |
56 | Jacob van Rootselaar | 1964 - 1970 | Joh. 16: 14 |
57 | Pieter M. Breugem | 1966 - 1995 | 2 Kor. 5: 20 |
58 | Hendrik Visser | 1971 - 1975 | Rom. 10: 8, 9 |
59 | Pieter Alblas | 1974 - 1987 | Luk. 11: 29-32 |
60 | Gerrit S. A. de Knegt | 1975 - 1981 | Luk. 14: 23 |
61 | Jan Maasland | 1976 - 1980 | Hebr. 8: 1-2 |
62 | Cornelis van den Bergh | 1981 - 1988 | Jak. 1: 21 |
63 | Jacobus Chr. Schuurman | 1981 - 1991 | 2 Kor. 8: 9 |
64 | Pleunis de Jager | 1989 - 1995 | Rom. 10: 8b-9 |
65 | Marius Aangeenbrug | 1989 - 2011 | 2 Petr. 1: 19a |
66 | Jan P. Nap | 1990 - 1997 | Mat. 16: 18 |
67 | Gerrit S. A. de Knegt | 1991 - 2001 | Hand. 11: 23 |
68 | Jan Maasland | 1996 - 2003 | 2 Kor. 1: 25 |
69 | Cornelis J. van der Plas | 1996 - 2005 | 2 Tes. 3: 5 |
70 | Dirk Breure | 1998 - 2004 | Rom. 8: 32 |
71 | Hendrik Russcher | 2002 - 2010 | Kol. 4: 3 |
72 | Klaas van Meijeren | 2003 - 2010 | Mat. 13: 3b |
73 | Jan A. Brussaard | 2004 - 2012 | Ef. 3: 16-19 |
74 | Samuël J. Verheij | 2007 - 2023 | Kol. 4: 3, 4 |
75 | Martijn P. D. Barth | 2011 - 2017 | Joz. 24: 15 |
76 | Pieter Molenaar | 2011 - heden | Hand. 8: 26, 29 |
77 | Kornelis Timmerman | 2012 - 2017 | 2 Kor. 4: 7 |
78 | Leendert P. Blom | 2013 - 2020 | Jes. 50: 4 |
79 | Leendert Plug | 2017 - heden | 2 Tim. 3: 16-17 |
80 | Johannes van Rumpt | 2019 - 2023 | Johannes 1: 47b |
81 | Aart Bloemendal | 2021 - heden | Kolossenzen 1: 9 |
De predikanten moesten zondags tweemaal en in de winter tot Pasen eenmaal in de week diensten houden. In 1622 werd bepaald dat in de middagdienst uit de Heidelbergse Catechismus moest worden gepreekt. Als het de landbouwers goed ging en de ambtsjonkers goed gemutst waren, kon de predikant rekenen op een salaris van ongeveer ƒ 900,- plus vrij wonen. De plaatselijke regeerders uit die tijd, de ambtsjonkers hadden veel te zeggen zowel bij het beroepen van een predikant als bij het vaststellen van het salaris. Onder de verschillende verplichtingen, die op de predikant rustten, was ook die van ambtenaar van de burgerlijke stand. De predikant hield het register van geboorte, van huwelijksaangifte, afkondiging en voltrekking bij. In 1801 kreeg hij hiervoor een vergoeding van ƒ 100,- per jaar.
In de kerkenraadskamer hangen foto's van alle predikanten die vanaf 1828 de gemeente dienden. Er is slechts één manco: een foto van ds. Jacobus van der Feltz, 6 juni 1830 gekomen en 22 juli 1832 vertrokken, ontbreekt in deze serie. Vóór het jaar 1800 was de fotografie nog onbekend. Uit die periode zijn de beeltenissen van ds. Daniël Serrurier en ds. Ahasuerus van den Berg. Dit zijn afdrukken van kopergravures. De eerstgenoemde predikant kwam in 1746, de tweede in 1766 naar Barneveld. Behalve enige personalia is geprobeerd in dichtvorm de voortreffelijkheid van ds. Serrurier te verwoorden. In de jaren dat deze predikant Amsterdam diende, is het geschreven door een collega uit de hoofdstad.
Reinier Wijncobius
Hij was de laatste pastoor in Barneveld tevens een van de eerste predikanten in Barneveld. Merkwaardig is, dat er ergens gesproken wordt over predikant pastoor. Wist hij soms zelf niet meer of hij katholiek of protestant was. Een man met een besproken levenswijze. Door de Synode van Harderwijk in 1603 werd hij afgezet, uit zijn ambt ontheven, “tot den kerckedienst onbequam, om diverse redenen, leer en leven aengaende”, luidde het oordeel. Zo verdween de voorheen laatste pastoor van Barneveld geruisloos. Uit de bestaande vicarieen ontving hij een bijdrage en een alimentatie van het Hof. Hij overleed in augustus 1619.
Ahasverus van den Berg
Een predikant die vermeldt dient te worden is ds. Ahasverus van den Berg. Deze dichter-dominee verheugde zich er bijzonder over, dat hij in 1766 tot de grote gemeente Barneveld beroepen werd. Hij ontplooide alhier een groot aantal activiteiten, die leidden tot zijn landelijke bekendheid. Hij legde zich toe op de literatuur, in het bijzonder de geestelijke. Vooral het kerkelijk lied, de psalmen en de kerkelijke gezangen hadden zijn belangstelling. Toen in 1772 besloten werd tot een nieuwe berijming van de Psalmen werd ds. Van den Berg afgevaardigde voor de provincie Gelderland. Zijn aandeel in de 'nieuwe berijming' die in 1773 gereed kwam, was niet gering. Overal in het land werden leerreden gehouden, waarin de invoering bepleit werd. Ds. Van den Berg deed dit in Barneveld op 6 november 1774 over psalm 92:2: "Het is goed dat men den HEERE love; en Uw Naam psalmzinge, o Allerhoogste." In een van zijn boeken, de 'Geografie van de Veluwe' (1796) geeft hij een uitgebreide beschrijving van Barneveld, dat hij 'het grootste en schoonste dorp van de Veluwe' noemt.
Jacobus Mensinga
Ook ds. Mensinga heeft met zegen in de gemeente gewerkt. Jakobus Mensinga, geboren in 1740 te Zuidlaren, was eerst bestemd voor de handel, doch hij verkoos de geestelijke stand. Hij was predikant in Franeker toen hij een beroep naar Barneveld kreeg. Hij nam het beroep aan en werd door zijn ambtsvoorganger ds. Van den Berg op 18 november 1778 bevestigd. Deze ds. Mensinga is onlosmakelijk verbonden aan het welbekende Gasthuis. Bij zijn komst was het met het armwezen treurig gesteld. Hij trok zich het lot aan van de oude en zwakke mensen door het stichten van een tehuis. De gemeenteleden brachten een grote som geld bijeen, terwijl anderen met hun voertuigen de bouwstoffen brachten. Ook van buiten Barneveld kwamen giften binnen. In 1784 was het gebouw gereed. In 1796 werd er een zijvleugel aangebouwd, die hij tot kinderhuis liet inrichten.
Voor hem als stichter van dit 'Proveniers-, Armen- en kindertehuis'; is een gedenkteken in de kerk aangebracht boven de ingang achter de diakenbanken. In de tijd dat ds. Mensinga predikant was, is de kerkenraad overgegaan tot het beroepen van een tweede predikant op een traktement van ƒ 700, plus vrij wonen.
Willem van Vloten
In de tijd dat ds. Mensinga predikant was, is de kerkenraad overgegaan tot het beroepen van een tweede predikant op een traktement van ƒ 700, plus vrij wonen. Dit was in 1791 en volgens de lijst van predikanten moet dat ds. Willem van Vloten geweest zijn. Van deze predikant is naast het orgel een monument opgesteld. Hij was zeer geliefd in de gemeente. Vanwege zijn bijzondere aanleg voor de schilderkunst zou hij oorspronkelijk in dat vak worden opgeleid. Zijn liefde echter tot de bediening van het evangelie, zijn ingetogenheid in leven en handelen waren al een voorteken dat deze godvrezende jongeman geen kunstschilder zou worden, maar een toegewijd arbeider in de wijngaard des Heeren. Zijn eerste standplaats was Noordeloos.
Door toedoen van baron Van Essen van Schaffelaar en zijn vrome echtgenote Margriet van Haeften (in die tijd een bekend dichteres) werd ds. Van Vloten als 2e predikant beroepen. Op 4 september 1808 is hij overleden, betreurd door de gehele gemeente.