Formulier van de wederopneming van buitengeslotenen in de gemeente van Christus
Geliefden in de Heere, het is u bekend dat enige tijd geleden ons medegemeentelid N. uit de gemeente van Christus buitengesloten is. Nu kunnen wij u openlijk bekendmaken hoe hij/zij door dit geneesmiddel, alsook door uw goede vermaningen en uw christelijke gebeden, zo ver is gekomen dat hij/zij zich over zijn/haar zonde schaamt en van ons verlangt weer in de gemeenschap van de kerk opgenomen te worden. Omdat wij vanwege het bevel van God verplicht zijn zulke mensen met blijdschap te ontvangen en het nodig is dat dit in goede orde gebeurt, geven wij u hierbij te kennen dat wij bij de genoemde buitengesloten persoon door Gods genade de volgende keer wanneer het Avondmaal des Heeren bediend zal worden, de band der uitsluiting weer zullen ontbinden en hem/haar in de gemeenschap van de kerk ontvangen, tenzij iemand van u inmiddels iets wettigs had waarom dat niet zou mogen gebeuren en ons dat tijdig meldt. Intussen zal iedereen de Heere danken voor de weldaad aan deze arme zondaar bewezen. Laten wij Hem ook bidden dat Hij Zijn werk aan hem/haar wil voleindigen, tot zijn/haar eeuwige zaligheid. Amen.
Indien er geen belemmeringen zijn, zal de dienaar des Woords daarna met het oog op de wederopneming van de buitengesloten zondaar op de volgende wijze verdergaan:
Geliefde christenen, wij hebben u onlangs meegedeeld de bekering van ons medelidmaat N., opdat hij/zij met uw medeweten opnieuw in de gemeente van Christus opgenomen zou worden. Omdat niemand iets ingebracht heeft waarom de genoemde wederopneming niet zou mogen plaatsvinden, willen wij daartoe hier en nu overgaan.
De Heere Christus, die het vonnis van Zijn kerk in de buitensluiting van onboetvaardige zondaars bevestigd heeft, verklaart terstond dat al wat Zijn dienaars op de aarde ontbinden zouden, in de hemel ontbonden zou zijn [Mt. 18:18]. Hiermee geeft Hij te kennen dat wanneer iemand van Zijn kerk buitengesloten is, hem dan alle hoop op de zaligheid niet ontnomen is, maar dat hij uit de banden van de veroordeling weer losgemaakt kan worden. Daarom, aangezien God in Zijn Woord verklaart geen lust in de dood van de zondaar te hebben, maar daarin dat hij zich bekeert en leeft [Ez. 33:11] zo heeft ook de kerk altijd nog hoop op de bekering van de afgedwaalde zondaar en houdt ze haar schoot open om de bekeerde opnieuw te ontvangen. Daarom heeft de heilige Paulus bevolen de Korinthiër (van wie hij gezegd had dat hij van de kerk losgemaakt behoorde te worden) opnieuw op te richten en te vertroosten, nadat hij, door velen bestraft, tot berouw was gekomen; opdat hij niet door een overmatige droefheid ten onder zou gaan [2 Kor. 2:5-7].
Ten tweede leert Christus in de genoemde uitspraak dat het vonnis van de ontbinding, dat volgens Gods Woord over zo’n bekeerde zondaar wordt uitgesproken, door de Heere voor geldig en vast gehouden wordt. Daarom behoeft iemand die zich oprecht bekeert, er niet aan te twijfelen dat hij zeker door God in genade aangenomen is, zoals Christus elders zegt: ‘Zo gij iemands zonden vergeeft, die worden zij vergeven’ (Johannes 20:23).
Om nu tot de voorgenomen handeling te komen, vraag ik u, N.:
- Spreekt u voor God en Zijn gemeente alhier van ganser harte uit dat u oprecht berouw hebt van de zonde en onboetvaardigheid, waarom u terecht van de gemeente buitengesloten bent geweest?
- Gelooft u oprecht dat de Heere u uw zonden om Christus’ wil vergeven heeft en vergeeft?
- Verlangt u daarom weer in de gemeente van Christus alhier opgenomen te worden en belooft u zich vanaf heden in alle godvruchtigheid te gedragen, naar het gebod des Heeren?
Antwoord:
Ja.
Hierop zal de dienaar als volgt spreken:
Wij dan, hier vergaderd in naam van en met volmacht van de Heere Christus, verklaren u, N., ontbonden te zijn van de banden der uitsluiting. Wij ontvangen u opnieuw in de gemeente des Heeren en verkondigen u dat u staat in de gemeenschap van Christus, van de heilige sacramenten en van alle geestelijke zegeningen en weldaden van God, die Hij aan Zijn gemeente belooft en bewijst.
De eeuwige God wil u daarin tot het einde toe behouden door Zijn eniggeboren Zoon Jezus Christus. Amen.
Wees dan in uw hart verzekerd, mijn geliefde broeder/zuster, dat de Heere u in genade heeft aangenomen. Wees nauwgezet om voortaan op te passen voor de listen van de satan en de boosheid van de wereld, opdat u niet opnieuw in de zonde ten val komt. Heb Christus zeer lief, want u zijn veel zonden vergeven.
En u, geliefde christenen, ontvang uw broeder/zuster met de volle liefde van uw hart; wees vrolijk dat hij dood was en weer levend geworden is, verloren was en gevonden is [Lc. 15:32]; verheug u met de engelen in de hemel over deze zondaar die zich bekeert [Lc.15:10]. Houd hem niet langer voor een vreemde, maar voor een medeburger der heiligen en huisgenoot van God [Éf. 2:19].
En omdat wij uit onszelf niets goeds kunnen hebben, laat ons de almachtige Heere loven en danken en Hem om Zijn genade aanroepen:
Goedertieren God en Vader, wij danken U door Jezus Christus dat U onze medebroeder/-zuster bekering ten leven hebt gegeven en ons reden geeft om over zijn/haar terugkeer verheugd te zijn.
Wij bidden U, bewijs hem/haar Uw genade, om in zijn/haar gemoed meer en meer van de vergeving van zijn/haar zonden verzekerd te zijn en daaruit een onuitsprekelijke blijdschap en begeerte te putten om U te dienen. En zoals hij/zij voorheen veel mensen door zijn/haar zonde heeft geërgerd, wil hem/haar dan nu verlenen veel mensen door zijn/haar bekering te stichten. Geef hem/haar tot het einde toe volhardend te wandelen in Uw wegen. Laat ons uit dit voorbeeld leren dat er bij U genade is, opdat U gevreesd wordt. Geef dat wij hem/haar zien als onze medebroeder/-zuster en mede-erfgenaam van het eeuwige leven en dat wij U samen al de dagen van ons leven met kinderlijke eerbied en gehoorzaamheid mogen dienen, door onze Heere Jezus Christus, in wiens Naam wij ons gebed besluiten:
Onze Vader, Die in de hemelen zijt!
Uw Naam worde geheiligd.
Uw Koninkrijk kome.
Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood.
En vergeef ons onze schulden,
gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.
En leid ons niet in verzoeking,
maar verlos ons van de boze.
Want Uw is het Koninkrijk,
en de kracht,
en de heerlijkheid,
in eeuwigheid. Amen.